
Kenmerken
De Kerkuil is een middelgrote, lichtgekleurde uil met lange vleugels en een korte, rechtgehoekte staart. Er is een aanzienlijke variatie in grootte tussen de ondersoorten. De Nederlandse vormen (alba en guttata wordt ca. 33 tot 39cm groot, terwijl de het gehele bereik in grootte onder de ondersoorten van 29 tot 44cm gaat. Kerkuilen hebben een spanwijdte van ca. 80 tot 95cm, met een volledig bereik onder de ondersoorten van 68 tot 105cm. Over het algemeen zijn uilen die op kleine eilanden leven kleiner en lichter, misschien omdat ze meer afhankelijk zijn van prooien en meer wendbaar moeten zijn. Het bleke aangezicht met zijn hartvorm en zwarte ogen geeft deze soort zijn karakteristieke uitstraling.
De kop en bovenlichaam van de Kerkuil variëren meestal tussen lichtbruin en wat grijstinten (vooral op het voorhoofd en de rug) bij de meeste ondersoorten zoals in Nederland. Sommige zijn puurder, rijker bruin en hebben allemaal fijne zwart-witte spikkels behalve de hoofdvleugel pennen en staartveren, die lichtbruin zijn met meer donkere banden. Het hartvormige gezicht is meestal helderwit, maar bij sommige ondersoorten is deze bruin. Het linkeroor bevindt zich iets boven oog niveau, terwijl het rechteroor iets onder oog niveau zit. De oriëntatie van de oor veren ten opzichte van het gezicht verschilt ook tussen de oren, met een verschil van ongeveer 15°. De onderzijde, inclusief de onderbeen veren, varieert van wit tot roestbruin rood onder de ondersoorten, en heeft meestal geen patroon, of is voorzien van een wisselend aantal kleine zwartbruine spikkels. De snavel varieert van bleke vorm zoals in Nederland tot donkere roestkleurig bij andere ondersoorten, overeenkomend met de algemene kleur van het verenkleed. De iris is zwartbruin. De poten variëren, net als de snavel, in kleur, variërend van roze tot donker rozerood en de klauwen zijn zwart.
Biotoop
Het biotoop van de Kerkuil in Nederland en in de omringende landen bestaat grotendeels uit half open cultuurlandschappen met allerlei kleinschalige elementen. De Kerkuil is een specifieke jager van het open veld en hij komt het meest voor in die kleinschalige gebieden, waar gras- en bouwland worden begrensd door kruidenrijke akkerranden, houtwallen, heggen of bosjes, maar ook ruig begroeide, slecht onderhouden graslandgebieden, ruige grasstroken en wegbermen worden als jachtterrein benut. Grootschalig open agrarische gebieden worden vermeden.
Voorkomen
De Kerkuil is de meest wijdverspreide uilensoort ter wereld en daarnaast een van de meest voorkomende vogelsoorten. De kerkuil wordt bijna overal ter wereld gevonden, behalve in de pool- en woestijngebieden, Azië ten noorden van de Himalaya, het grootste deel van Indonesië en enkele eilanden in de Stille Oceaan.
Voedsel
Zoals de meeste uilen is de kerkuil een nachtjager en vertrouwt hij op zijn acute gehoor bij het jagen in volledige duisternis. Hij wordt vaak kort voor zonsondergang actief en is soms overdag te zien wanneer het van de ene slaapplaats naar de andere verhuist. In Groot-Brittannië en op verschillende eilanden in de Stille Oceaan, jaagt hij ook overdag. Het menu bestaat grotendeels uit woelmuizen, spitsmuizen en overige muizensoorten. Daarnaast worden in veel mindere mate vogels, amfibieën en ongewervelden gevangen. In Nederland zijn de belangrijkste prooisoorten de Veldmuis, de Bos- en Huisspitsmuis.
Wetenschappelijk
Kerkuil,Barn owl,Tyto alba
Stam: Chordata
Klasse: Aves
Orde: Strigiformes
Familie: Tytonidae
Geslacht: Tyto
Soort: Tyto alba
Ondersoorten
T.a. alba: Noordwest-Afrika, westelijk en zuidelijk Europa tot de Balkan.
T.a. guttata: Noord- en Midden-Europa, Balkan, Oekraïne.
T.a. ernesti: Corsica en Sardinië.
T.a. erlangeri: Kreta, Cyprus, Nabije Oosten tot het zuiden van Iran.
T.a. schmitzi: Madeira
T.a. gracilirostris: Canarische eilanden; Fuerteventura en Lanzarote. Snavel is slanker dan bij andere ondersoorten.
T.a. detorta: Kaapverdië
T.a. poensis: Afrika ten zuiden van de Sahara, Bioko
T.a. thomensis: São Tomé
T.a. hypermetra: Comoren eiland en Madagaskar