Kenmerken
De Witoorsaffierkolibrie wordt 9 tot 10cm groot. Volwassenen van de drie ondersoorten lijken erg op elkaar. Hun snavels zijn recht, die van de mannetjes zijn rood met een zwarte punt en van de vrouwtjes zijn meestal zwartachtig met wat rood tot oranje aan de basis. Mannetjes van de nominaat ondersoort in broedkleed hebben een metaalviolet of blauwachtig violet voorhoofd, een meestal zwart gezicht met een brede witte streep achter het oog en een doffe zwarte kroon. Hun bovendelen zijn fel metaalgroen tot bronsgroen en de bovenstaartveren zijn bronsachtig van kleur. De centrale staartveren zijn helder bronsgroen, die daarnaast donkerder groen en de resterende drie paar bronsachtig zwart met felbronsgroene uiteinden. Hun kin en bovendeel van de keel is violetblauw, het onderste deel van de keel is metallic smaragdgroen en de borst en flanken zijn brons- tot bronsgroen met dof grijsachtig wit in het midden. De onderstaartveren zijn grijsbruin met een vage bronsglans.
Biotoop
De Witoorsaffierkolibrie is een soort van open plekken en randen van dennen, dennen-eiken en dennen-groenblijvende bossen. In hoogte varieert het tussen 1.200 en 3.500mtr.
Voorkomen
Deze soort komt voor van het zuidwesten van de VS tot Nicaragua.
Voedsel
Naast nectar voedt het zich ook met kleine insecten.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata
Klasse: Aves
Orde: Apodiformes
Familie: Trochilidae
Geslacht: Basilinna
Soort: Basilinna leucotis
Ondersoorten
B.l. borealis: zuidoostelijk Arizona en noordelijk Mexico.
B.l. leucotis: centraal en zuidelijk Mexico en Guatemala.
B.l. pygmaea: El Salvador, Honduras en Nicaragua.