
Kenmerken
Gewone iora's hebben een spitse redelijk lange zware snavel. Ze worden ca. 14cm groot. Mannetjes hebben in het broedseizoen een zwarte pet en rug die in alle seizoenen aansluiten op de zwarte vleugels en staart. Vrouwtjes hebben groenachtige vleugels en een olijfstaart. De onderzijde van beide is geel en ze hebben twee witte balken op de vleugels. Van het mannetje zijn deze bijzonder prominent aanwezig in hun broedkleed. De mannetjes in het verenkleed hebben een zeer variabele verdeling van het zwart op de bovenzijde en kunnen worden verward met Marshall's iora. Deze laatste heeft echter altijd witte uiteinden aan de staart.
Biotoop
Deze soort komt voor in de bosrijke gebieden.
Voorkomen
De Gewone iora is een kleine zangvogel welke wordt aangetroffen in het tropische Indiase subcontinent.
Voedsel
Ze foerageren in de bomen in kleine groepen, op zoek naar insecten tussen de takken. Ze voegen zich soms bij gemengde groepen foeragerende vogels in de bossen.
Wetenschappelijk
Gewone iora,Common Iora,Aegithina tiphia
Stam: Chordata
Klasse: Aves
Orde: Passeriformes
Superfamilie: Corvoidea
Familie: Aegithinidae
Geslacht: Aegithina
Soort: Aegithina tiphia
Ondersoorten
A.t. multicolor: zuidwestelijk India en Sri Lanka.
A.t. deignani: zuidelijk en oostelijk India, noordelijk en centraal Myanmar.
A.t. humei: centraal India.
A.t. tiphia: van noordelijk India tot westelijk Myanmar.
A.t. septentrionalis: de noordwestelijke Himalaya.
A.t. philipi: het zuidelijke deel van Centraal-China, oostelijk Myanmar, noordelijk Thailand en noordelijk en centraal Indochina.
A.t. cambodiana: zuidoostelijk Thailand, Cambodja en zuidelijk Vietnam.
A.t. horizoptera: zuidoostelijk Myanmar en zuidwestelijk Thailand, Malakka, Sumatra en de nabijgelegen eilanden.
A.t. scapularis: Java en Bali.
A.t. viridis: centraal en zuidelijk Borneo.
A.t. aequanimis: noordelijk Borneo en de westelijke Filipijnen.