Kenmerken
De Zuidelijke Reuzenstormvogel wordt ca. 90 cm groot en heeft een spanwijdte van 150 tot 210 cm. De grootte kan onderling in de verspreiding wat afwijken en is net zo groot als de Noordelijke Reuzenstormvogel. Het verenkleed is grijsbruin, maar heeft een lichter gekleurd voorhoofd, wangen en kin. De snavel is tussen de 90 en 110 mm lang, gemiddeld iets korter dan de Noordelijke Reuzenstormvogel, en is roze geel, de punt is groenig van kleur. Dit laatste is tevens het beste kenmerk om de Noordelijk en Zuidelijke van elkaar te kunnen onderscheiden. Ze produceren een maagolie bestaande uit wasesters en triglyceriden die wordt opgeslagen in de proventriculus (kliermaag). Dit kan uit hun mond worden gespoten als een verdediging tegen roofdieren en als een energierijke voedingsbron voor kuikens en voor volwassenen tijdens hun lange vluchten. Ze hebben ook een zoutklier die zich boven de neusholte bevindt en helpt hun lichaam te ontzouten, vanwege de grote hoeveelheid oceaanwater die ze opzuigen. Het scheidt een geconcentreerde zoutoplossing uit hun neusgaten af.
De zuidelijke soort kent een lichte variant. Deze lichte variant is zeldzamer en zeer verschillend met slechts lichte zwarte spikkels op een overigens geheel witte look.
Biotoop
Vogels beginnen te broeden op een gemiddelde leeftijd van tien jaar en broeden op eilanden in koloniën die ze delen met de Noordelijke Reuzenstormvogel. Ze foerageren op zee.
Voorkomen
Het verspreidingsgebied van deze vogel is vrij groot, omdat het varieert van Antarctica tot in de subtropen van Chili, Afrika en Australië. Hij broedt op talloze eilanden in de zuidelijke oceanen. De eilanden met grotere populaties zijn de Falklandeilanden, Zuid-Georgië, de South Orkney-eilanden, Staten Island, South Shetland, Heard-eiland, Macquarie Island, de Prince Edward Islands en de Crozet-eilanden. De andere locaties met kleine populaties zijn de Kerguelen-eilanden, Gough-eiland, Tristan da Cunha, Diego Ramirez, Isla Noir en vier locaties op het continent Antarctica, waaronder Terre Adélie en kleine eilanden voor de kust van Argentinië in de buurt van de provincie Chubut.
Voedsel
Ze voeden zich voornamelijk met aas (dode pinguïns en vinpotigen), maar ook met krill, slachtafval, koppotigen en afgedankte vis en afval van schepen. Ze zijn tijdens bootreizen in het Subantarctisch gebied vaak rondom het schip te vinden.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata
Klasse: Aves
Orde: Procellariiformes
Familie: Procellariidae
Geslacht: Macronectes
Soort: Macronectes giganteus