Kenmerken
Magelhaen pinguïns zijn middelgrote pinguïns welke 61-76 cm groot worden. De mannetjes zijn groter dan de vrouwtjes. Volwassenen hebben een zwarte rug en witte buik. Er zijn twee zwarte banden tussen de kop en de borst, met de onderste band gevormd in een omgekeerd hoefijzer. De kop is zwart met een brede witte rand die van achter het oog rond de zwarte oren en kin loopt, en aansluit bij de keel. Kuikens en jongere pinguïns hebben grijsblauwe ruggen, met een meer vale grijsblauwe kleur op hun borst. Magelhaenpinguïns kunnen wel 25 jaar in het wild leven, en wel 30 jaar in gevangenschap. Net als andere pinguïnsoorten heeft de Magelhaenpinguïn zeer harde vleugels om onder water te kunnen zwemmen.
Biotoop
Deze pinguïns leven normaliter op zee en komen aan land om te broeden.
Voorkomen
Magelhaenpinguïns reizen in grote groepen tijdens hun jacht naar voedsel. In het broedseizoen verzamelen deze vogels zich in grote broedkolonies aan de kusten van Argentinië, Zuid-Chili en de Falklandeilanden, die een dichtheid van 20 nesten per 100 m2 hebben. Het broedseizoen begint met de komst van volwassen Magelhaense pinguïns in de broedkolonies in september en loopt tot eind februari en maart, wanneer de kuikens volwassen genoeg zijn om de koloniën te verlaten. Een van de grootste van deze kolonies bevindt zich in Punta Tombo Argentinië. Ze zijn paartjes voor het leven.
Voedsel
Magelhaenpinguïns foerageren in het water en jagen op inktvissen, krill en andere kreeftachtigen en nemen zeewater op met hun prooi. Hun zout afscheidende klier scheidt het zout uit hun lijf. Volwassen pinguïns kunnen regelmatig duiken tot een diepte van 20 tot 50 meter om te jagen op prooien. Tijdens het broedseizoen hebben mannetjes en vrouwtjes vergelijkbare foerageer- en duikpatronen evenals samenstelling van het dieet.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata
Klasse: Aves
Orde: Sphenisciformes
Familie: Spheniscidae
Geslacht: Spheniscus
Soort: Spheniscus magellanicus