Kenmerken
De Matkop is maar klein, ongeveer het formaat van een Pimpelmees. Hij wordt tussen de 11 en 12 cm groot. De Matkop lijkt qua uiterlijk sterk op de Glanskop, maar de zang is duidelijk verschillend. De twee soorten worden daarom als tweelingsoorten beschouwd. Het verenkleed is aan de onderzijde lichtbruin en aan de bovenzijde en op de kop iets donkerder. Slechts een lichte baan op de armpennen onderscheidt hem van de Glanskop. Wel is er een groot verschil in zowel roep als zang. Veelgehoord is de kenmerkende, zeurende roep "tji-hèè-hèè-hèè".
Biotoop
Matkoppen komen veel voor in loofbossen en gemengde bossen, parken en grotere tuinen met bomen en struiken.
Voorkomen
De Matkop komt in het overgrote deel van Europa het hele jaar voor, waaronder in Nederland en België. Ook in Noord-Azië komt hij voor. De meeste Matkoppen zijn standvogels en migreren dus niet.
Voedsel
Zijn voeding bestaat uit insecten, spinnetjes en insectenlarven, in de winter wordt overgegaan tot zaad en hij kan op de voedertafel worden waargenomen.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Passeriformes (Zangvogels)
Familie: Paridae (Echte mezen)
Geslacht: Poecile
Soort: Poecile montanus
Ondersoorten
P.m. kleinschmidti: Brittannië.
P.m. rhenanus: van noordwestelijk Frankrijk tot westelijk Duitsland, noordelijk Zwitserland en noordelijk Italië.
P.m. montanus: van zuidoostelijk Frankrijk tot Roemenië, Bulgarije en Griekenland.
P.m. salicarius: van Duitsland en westelijk Polen tot noordoostelijk Zwitserland en Oostenrijk.
P.m. borealis: van Scandinavië tot Oekraïne.