
Kenmerken
De Rouwtapuit wordt ca 15,5cm groot. Het mannetje heeft in de broedtijd een opvallend zwart en wit verenkleed. De kruin, borst, buik, stuit en deel van de staart zijn wit. De vleugels, mantel en het "gezicht" zijn zwart. De gespreide staart vertoont de bij meer tapuiten opvallende omgekeerde, zwarte T. De ondersoort O. l. halophila (westelijke rouwtapuit) heeft een geheel witte rug, de andere ondersoorten zijn zwart op de rug en zij hebben nogal lichte slagpennen. De basalttapuit mist de witte kruin en heeft een zwarte buik en borst.
Biotoop
Het leefgebied bestaat uit ruige, stenige berggebieden met kloven en ravijnen, maar ook in spaarzaam begroeide wadi's in woestijngebied.
Voorkomen
Vogels die in Iran in berggebieden voorkomen, trekken 's winters naar lagere, warme streken in de buurt. Het zijn dus geen lange-afstandtrekvogels.
Voedsel
Zijn voedsel bestaat voornamelijk uit insecten.
Wetenschappelijk
Rouwtapuit,Mourning Wheatear,Oenanthe lugens
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Passeriformes (Zangvogels)
Familie: Muscicapidae (Vliegenvangers)
Onderfamilie: Saxicolinae (voorheen: kleine lijsterachtigen)
Geslacht: Oenanthe
Soort: Oenanthe lugens
Ondersoorten
O.l. halophila: noordelijk Afrika (westelijke rouwtapuit).
O.l. lugens: van oostelijk Egypte en noordoostelijk Soedan tot noordwestelijk Saoedi-Arabië, Jordanië en Syrië (oostelijke rouwtapuit).
O.l. warriae: noordoostelijk Jordanië en zuidelijk Syrië (basalttapuit).
O.l. persica: Iran.