Kenmerken
Deze vogels kunnen een spanwijdte van 2,30 meter bereiken en zijn daarmee de grootste watervogels. Zelf zijn ze 145 – 160 cm groot. Met hun lange nek kunnen ze ver onder water reiken. Ze kunnen tot 10 - 13 kg wegen. Daarmee behoren ze ook tot de zwaarst vliegende dieren. Ze zijn even groot als de wilde zwaan, maar groter dan de kleine zwaan. Ze zijn wit en ze hebben een oranjerode snavel. Hun kop en hals hebben een gele schijn. De onbevederde huid aan de snavelwortel en om het oog, onder de voorhoofdsknobbel, zijn zwart. Die voorhoofdsknobbel is bij mannetjes heel opvallend. Ook hun poten zijn zwart. Hun ruglijn is sterk gebogen. Ze houden hun hals altijd in een sierlijke S-vorm. Die hals heeft het grootste aantal halswervels van alle vogels. Ze houden hun kop altijd iets omlaag gebogen. Hun snavel is relatief breed. Mannetje en vrouwtje zijn volledig gelijk, alleen hebben de mannetjes in de lente een veel meer gezwollen knobbel en hun snavel is dan ook veel roder. Mannetjes hebben ook een zwaardere nek.
Biotoop
Ze nestelen op de grond, dicht bij de waterrand van moerasgebieden en weinig stromende waters, bij estuaria en in steden. Hun nest is een groot bouwsel van plantenmateriaal: riet en waterplanten, met een holte in het midden.
Voorkomen
De knobbelzwaan kwam oorspronkelijk in het noorden van centraal Europa, het zuiden van Scandinavië en het gebied rond de Zwarte Zee voor. Verder naar het oosten was hij tot in Noord-China te vinden. Zijn verspreidingsgebied is echter aanzienlijk uitgebreid doordat de mens hem op verschillende plaatsen heeft uitgezet. Zelfs in Zuid-Afrika heeft hij een tijdlang gewoond maar is daar inmiddels weer uitgestorven. Broedgevallen binnen onze grenzen betreffen vooral verwilderde exemplaren. In West-Europa is de knobbelzwaan de talrijkst voorkomende zwaan, al is dat nog niet zo lang, want tot voor enkele decennia waren ze heel zeldzaam. ’s Winters groepen ze samen langs beschutte zeekusten, riviermondingen en op meren. In echt strenge winters, zijn ze heel talrijk. Noordoostelijke populaties trekken van november tot april naar het zuiden en het westen. In de zomer komt tegenwoordig een toenemend aantal broedgevallen voor.
Voedsel
Plantaardig materiaal uit het water of op het land.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Anseriformes (Eendvogels)
Familie: Anatidae (Eenden, ganzen en zwanen)
Geslacht: Cygnus
Soort: Cygnus olor