Kenmerken
Het mannetje van de geelgors heeft een gele kop wat uit loopt in de borst en vleugels. Achter zijn oog zit een donkere streep, net zoals achter zijn onderbek. De vrouw is wat minder geel op de kop, en heeft meerdere donkere strepen. De rug is bruin met zwart gestreept, de staart is bruin, en de onderzijde is licht van kleur met donkere strepen. Grote ca. tussen de 15 en 17 cm.
Biotoop
Open cultuurgebieden met heggen en struiken. Hij is niet in het bos te vinden. In de winter komt hij ook voor op landbouwgronden.
Voorkomen
Standvogel, en broedvogel in Nederland en België. Aantallen zakken elk jaar. De geelgors komt voor in een groot deel van Midden-Azië en Europa. Bovendien is deze gors geïntroduceerd in Australië en Nieuw-Zeeland.
Voedsel
Zaden en insecten.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Passeriformes (Zangvogels)
Familie: Emberizidae (Gorzen)
Geslacht: Emberiza
Soort: Emberiza citrinella
Ondersoorten
E.c. caliginosa: de westelijke en noordelijke Britse Eilanden.
E.c. citrinella: van zuidoostelijk Engeland en westelijk continentaal Europa tot noordwestelijk Rusland en Polen, zuidwaarts tot de Balkan.
E.c. erythrogenys: van oostelijk Europa tot het zuidelijke deel van Centraal-Siberië.