Kenmerken
De Alpengierzwaluw is familie van de Gierzwaluwen. De vogel lijkt in aanzien op een grote Boerenzwaluw of Huiszwaluw. De Alpengierzwaluw is echter volledig los van deze zangvogel soorten, want gierzwaluwen zijn een aparte orde genaamd Apodiformes. De overeenkomsten tussen de groepen zijn te wijten aan convergente evolutie, als gevolg van hun levensstijl. Gierzwaluwen hebben zeer korte poten, die zij alleen gebruiken voor het vasthouden aan verticale oppervlakken. De wetenschappelijke naam komt van de oude Griekse απους, apous, wat betekent "zonder voeten". Ze vestigen zich nooit vrijwillig op de grond. Alpengierzwaluwen zijn gemakkelijk te onderscheiden van de Gierzwaluwen door hun grotere omvang en hun witte buik en keel. Hun spanwijdte is 55 cm in vergelijking met de 42 cm van de Gierzwaluwen. Een donkere nek band scheidt de witte keel van de witte buik. Ze hebben een korte gevorkte staart en een zeer lange naar achteren gebogen vleugels die lijken op een halve maan of een boemerang, maar kan gestrekt worden gehouden. De vlucht is langzamer en krachtiger dan die van de Gierzwaluwen.
Biotoop
De Alpengierzwaluw leeft in de lucht en nestelt in rotsen in de bergen van Zuid -Europa tot in de Himalaya.
Voorkomen
Net als gierzwaluwen zijn het trekvogels, en migreren vanuit Zuid Europa in de winter nog veel verder naar het zuiden tot in het zuiden van Afrika. Ze zwerven op grote schaal door de migratie, en worden regelmatig gezien in grote delen van Zuid-Europa en Azië.
Voedsel
Alpengierzwaluwen brengen het grootste deel van hun leven in de lucht door, en leven op de insecten die ze vangen in hun snavels. Ze drinken op de vleugel.
Wetenschappelijk
Alpengierzwaluw,Alpine Swift,Tachymarptis melba
Stam: Chordata (chordadieren)
Klasse: Aves (vogels)
Orde: Apodiformes (Gierzwaluwachtigen)
Familie: Apodidae (Gierzwaluwen)
Geslacht: Tachymarptis
Soort: Tachymarptis melba
Ondersoorten
T.m. melba: van zuidelijk Europa via Turkije tot noordwestelijk Iran.
T.m. tuneti: van Marokko via het Midden-Oosten en oostelijk tot westelijk Pakistan.
T.m. archeri: van noordelijk Somalië en zuidwestelijk Arabië tot Jordanië en Israël.
T.m. maximus: Rwenzori-gebergte (noordoostelijk Congo-Kinshasa en Oeganda).
T.m. africanus: van Ethiopië tot Zuid-Afrika en zuidwestelijk Angola.
T.m. marjoriae: het noordelijke deel van Centraal-Namibië en noordwestelijk Zuid-Afrika.
T.m. willsi: Madagaskar.
T.m. nubifugus: de Himalaya.
T.m. bakeri: Sri Lanka.
