
Kenmerken
Volwassenen Stormmeeuwen zijn 40-46 cm lang, kleiner dan de Zilvermeeuw, en iets kleiner dan de Ringsnavelmeeuw. Het lichaam is grijs boven en onder wit. De poten zijn groen-geel. De kop is in de winter gestreept grijs, en de snavel heeft vaak een vage zwartachtige band in de buurt van het uiteinde. Ze hebben zwarte vleugelpunten met grote witte "spiegels". Jonge vogels hebben geschubde zwart-bruine bovendelen en een net vleugel patroon.
Biotoop
Stormmeeuwen broeden koloniaal in de buurt van water of in moerassen. Ze maken een nest op de grond of in een kleine boom. De kolonie grootte varieert van 2 tot 320 of zelfs meer broedparen.
Voorkomen
De Stormmeeuw broedt in het noorden van Azië, Noord -Europa en het noordwesten van Noord-Amerika. Ze migreren verder naar het zuiden in de winter.
Voedsel
Plantaardig en dierlijk voedsel, dit is sterk afhankelijk van hun omgeving.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Charadriiformes (Steltloperachtigen)
Familie: Laridae (Meeuwen)
Geslacht: Larus
Naam: Larus Canus
Ondersoorten
L.c. canus: van IJsland en de Britse Eilanden tot de Witte Zee.
L.c. heinei: van westelijk Rusland tot centraal Siberië.
L.c. kamtschatschensis: noordoostelijk Siberië.
L.c. brachyrhynchus: noordelijk Alaska en westelijk Canada.