Kenmerken
De meest voor de hand liggende eigenschap is zijn felgekleurde snavel tijdens het broedseizoen. Fraaie kleurbanen van rood, geel en blauw, eindigd met een gele snavelhoek en blauw baardje. De onderdelen zijn wit, de bovendelen zwart. Hij heeft een wit gezichtsmasker met zwarte kruin. De papegaaiduiker wordt 28 tot 34 cm lang, en heeft een vleugelspanwijdte van 50 tot 60 cm. De snavel is in de winter kleiner en heeft minder kleur.
Biotoop
De Papegaaiduiker broedt in kolonies aan de kust in zelfgegraven holen op steile grazige hellingen op rotskusten.
Voorkomen
Deze soort broedt op de kust van Noord Europa, de Faeröer Eilanden, IJsland en Oost- en Noord-Amerika, van ruim binnen de poolcirkel tot Noord- Frankrijk en Maine. De wintermaanden wordt op zee doorgebracht ver van het land.
Voedsel
Het is een pelagische vogel die op de eerste plaats zich voedt door opvis te duiken, maar eet ook andere zeedieren, zoals inktvis en schaaldieren.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Charadriiformes (Steltloperachtigen)
Familie: Alcidae
Geslacht: Fratercula
Naam: Fratercula arctica
Ondersoorten
F.a. arctica: van oostelijk Canada en de noordoostelijke Verenigde Staten tot IJsland, centraal en zuidelijk Noorwegen tot zuidelijk Nova Zembla.
F.a. grabae: van de Faeröer-eilanden tot zuidelijk Noorwegen, de Britse Eilanden en noordwestelijk Frankrijk.
F.a. naumanni: van noordelijk Canada en Groenland tot noordelijk Nova Zembla.