
Kenmerken
De sneeuwgors wordt ca. 16 cm groot. In de broedperiode is de man wit, met een zwarte rug en heeft zwarte middelste staartpennen. De vrouw heeft dan een grijze kop en rug met zwarte vlekken. De snavel is tijdens de broedperiode donker van kleur. In de winter verkleurd het wit naar roestig bruin. De snavel is dan licht van kleur.
Biotoop
In het broedseizoen begeeft de sneeuwgors zich op de toendra, langs rotskusten en bergtoppen. In de winter spreiden ze zich uit langs kusten buiten het broedgebied. Ze worden in de winter vaak langs onze kust waargenomen.
Voorkomen
De sneeuwgors is een standvogel in Ijsland en Noord-Schotland en is een zomergast in Noord Europa.
Voedsel
Insecten en zaden tijdens het broedseizoen, buiten het broedseizoen alleen zaden.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Passeriformes (Zangvogels)
Familie: Calcariidae
Geslacht: Plectrophenax
Soort: Plectrophenax nivalis
Ondersoorten
P.n. nivalis: noordelijk Noord-Amerika en noordelijk Europa.
P.n. insulae: IJsland.
P.n. vlasowae: van noordoostelijk Europa tot noordoostelijk Siberië.
P.n. townsendi: de Komandorski-eilanden, de Aleoeten en de Pribilofeilanden.