Kenmerken
De koekoek heeft een grijze kop en nek, witte buikzijde welke zwart gestreept is. De rugzijde is donkergrijs, die overloopt in een zwartgrijze staart. De onderzijde van de vleugels en staart zijn licht gestreept. De koekoek is een broedparasiet, wat inhoud dat deze zijn ei in een andermans nest legt. Het jong zal zijn mede nest bewoners na verloop van tijd uit huis gooien, zodat de zorg volledig op hem is gericht. De pleegouders zorgen voor het jong tot dat het uitvliegt. Kenmerkend is vooral zijn roep "koekoek", dit doet alleen het mannetje.
Biotoop
De koekoek komt in de zomer bijna overal voor in Nederland, wel is een vereiste dat er voldoende gastverblijven zijn voor zijn broedsel. Het meest wordt gebruik gemaakt van nesten van kwikstaarten, winterkoningen, zangers en piepers.
Voorkomen
De koekoek komt voor in de gematigde boreale zone van Eurazië, van West-Europa en Noord-Afrika tot Kamtsjatka en Japan. De koekoek komt overal in Europa voor, met uitzondering van IJsland. In Nederland is het een broedvogel en zomergast. Hij migreert na het broedseizoen naar Afrika.
Voedsel
Rupsen, kevers en andere insecten.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Cuculiformes (Koekoeksvogels)
Familie: Cuculidae (Koekoeken)
Geslacht: Cuculus
Soort: Cuculus canorus
Ondersoorten
C.c. canorus komt voor in de noordelijke poolstreken;
C.c. bangsi komt voor op het Iberisch Schiereiland en Noord-Afrika;
C.c. subtelephonus komt voor in de zuidelijke poolstreken;
C.c. bakeri komt voor in de zuidelijke Himalaja en Zuidoost-Azië.