Kenmerken
De Roek wordt ongeveer 46 cm groot en is één van de vijf kraaiachtigen in Nederland. Het verenkleed is zwart met een blauwige metaalglans. De snavel is ook zwart, iets naar beneden gebogen en wat slanker dan die van de kraai. Als het dier wat ouder is, wordt de snavelbasis kaal en de onderliggende grijze huid zichtbaar. Het bovendeel van de poten is, anders dan bij kraaien, met wat veren bekleed. Deze 'broek' maakt ook jonge roeken (jonger dan acht maanden), die nog geen lichte snavelbasis hebben, in het veld herkenbaar. De beide geslachten zijn gelijk gevederd en even groot. Het vliegbeeld van de Roek is van de kraai te onderscheiden door een iets langere en dieper ingesneden vleugelhand; de vlucht maakt een wat gerieflijker indruk, de vleugelslag is wat sneller. De Roek kan luidruchtig zijn en heeft een groot aantal geluiden tot zijn beschikking, die deels sterk met die van de kraai overeenkomen.
Biotoop
Het leefgebied van de Roek is open akker- en weideland, afgewisseld met bomen, bosjes, boomrijen en heggen. De vogel gedijt goed in menselijk cultuurland als hij niet wordt bejaagd. Vooral de aanwezigheid van akkers is gunstig. Ze worden niet afgeschrikt door de nabijheid van mensen. Mensen kunnen echter wel last hebben van een grote luidruchtige Roekenkolonie vlak in de buurt, met vaak ook poepoverlast op wegen en auto's. In sommige grote steden zijn zeer grote overwinteringsplaatsen (bijvoorbeeld in Wenen, circa 250.000 exemplaren). Dergelijke verstedelijkte populaties passen hun gedrag aan, en foerageren meer op straat waarbij ze veel minder schuw kunnen worden, met een vluchtafstand van een paar meter. Roeken zijn erg trouw aan hun standplaats.
Voorkomen
De Roek komt voor van Ierland in het westen tot de Altaisteppen in het oosten, en van Noord-Spanje tot in Denemarken en Zuid-Zweden en ook nog tot de westkust Van Finland. In Nieuw-Zeeland is de vogel door de mens ingevoerd en wordt daar nu krachtig bestreden.
Voedsel
Roeken zijn net als andere kraaiensoorten flexibele eters. Ze prefereren dierlijk voedsel (regenwormen, slakken, insecten, vooral ritnaalden (de larven van kniptorren) maar plantaardige kost maakt ongeveer 3/5 van hun dieet uit. Ook een muisje wordt niet versmaad. De plantaardige voeding bestaat vooral uit allerlei zaden. Ook worden wel noten en eikels gegeten, naast vruchten zoals kersen en pruimen. De jongen worden voornamelijk met dierlijk materiaal gevoerd.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Passeriformes (Zangvogels)
Familie: Corvidae (Kraaiachtigen)
Geslacht: Corvus (Kraaien)
Soort: Corvus frugilegus
Ondersoorten
C.f. frugilegus: van Europa tot centraal Azië.
C.f. pastinator: oostelijk Azië.