Kenmerken
De Notenkraker behoort tot de groep van de kraaien. Hij wordt ongeveer 30 cm groot, en heeft een opvallend grote snavel. Hij is bruin met lichte bestreping op de boven en onderdelen. De kop is volledig bruin, de staart en vleugelpennen zwart. Het is een onschuwe vogel welke erg fotogeniek is.
Biotoop
Hij leeft veelal in de bergbossen, in naaldbomen. Ook komt hij voor op lagere gebieden in loofbossen en zelfs in beukenbossen. Tijdens trek van uit het Noorden worden de vogels vaak op graslanden waargenomen waar ze foerageren.
Voorkomen
De Notenkraker komt voor in de noordelijke bossen van Eurazië en in de bergbossen in zuidelijkere gebieden. Zijn verspreidingsgebied loopt verder van het midden en oosten van Siberië tot Kazachstan en de Himalaya. Bij een tekort aan zaden in het Noorden trekken deze vogels naar het Zuiden, en kunnen er veel gezien worden in West Europa.
Voedsel
De Notenkraker eet de zaden van dennen, beukennootjes en eikels. In de herfst zijn het vooral hazelnoten. Bij de vogels die we hier in Nederland gezien hebben was het menu breder en aten ze ook rupsen, insecten en vruchten. Net zoals de Gaai leggen ze ook een wintervoorraad aan.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Passeriformes (Zangvogels)
Familie: Corvidae (Kraaiachtigen)
Geslacht: Nucifraga
Soort: Nucifraga caryocatactes
Ondersoorten
N.c. caryocatactes: Europa.
N.c. macrorhynchos: van het Oeralgebergte tot oostelijk Siberië en noordoostelijk China.
N.c. rothschildi: van Kazachstan tot noordwestelijk China.
N.c. japonica: de Koerilen en noordelijk Japan.
N.c. owstoni: Taiwan.
N.c. interdicta: noordelijk China.
N.c. hemispila: de noordwestelijke en centrale Himalaya.
N.c. macella: van de oostelijke Himalaya tot centraal en zuidelijk China en noordelijk Myanmar.